Ze rijden op 8 mei 1945 door bekend terrein, ze komen langs 'hun' buren, 'hun' bakker. De Alphense jongens van de Prinses Irene Brigade zien bekenden en stoppen zelfs even om familie te begroeten. Ze zijn jaren weggeweest uit Alphen aan den Rijn en genieten met volle teugen van hun terugkeer. Nederland is officieel al een paar dagen vrij. Alphen aan den Rijn heeft nu, met de intocht van de Prinses Irene Brigade en andere bevrijders, ook haar vrijheid terug.

Wim van den Bosch, Aak van Dam en Jo de Munnik, zo maar wat Alphense jonge mannen die aan een avontuur beginnen. Ze willen Nederland bevrijden en komen bij de Prinses Irene Brigade terecht. Maar ze zullen niet allemaal hun Alphen aan den Rijn binnenrijden als bevrijders.

Het zijn niet alleen Alphense jongens, de mannen die de Prinses Irene Brigade gaan vormen komen vanuit alle windstreken. Het zijn Nederlandse jongens die hun dienstplicht willen vervullen of beroeps zijn. En ook Nederlanders die in Canada, Zuid-Afrika, Amerika wonen, besluiten naar Engeland te gaan. Zoals Jan Grootendorst, van origine uit Boskoop, vertrekt vanuit Zuid-Afrika naar Engeland. 'Ze hebben een ding gemeen', vertelt Serge Blom, docent militaire geschiedenis van het Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH): 'Ze willen vechten tegen Nazi-Duitsland om Nederland te bevrijden'.

Op de flanken

De mannen komen vanaf de zomer van 1940 samen in Engeland. Tientallen regiogenoten, onder wie Gerard Steijgers uit Delft en Cor den Heijer uit Scheveningen, sluiten zich aan. In Engeland worden ze opgeleid en vallen dan ook onder het Britse leger. 'Ze krijgen de naam brigade maar zijn niet met de gebruikelijke 3000 man, ze zijn met iets meer dan 1000. Ze worden een gemotoriseerd bataljon.' Het is nooit de bedoeling dat ze in het heetst van de strijd worden ingezet. De Prinses Irene Brigade zal, zoals dat heet, op de flanken opereren.

Cor den Heijer uit Scheveningen | Foto: Richard van de Velde

In augustus 1944 is het zover: de veldtocht van de 'Irene-mannen' begint. Ze landen in Normandië en nemen daar een sector ten noordoosten van Caen over. Op dat moment staat het Duitse leger in Frankrijk op omvallen. Toch blijft het een gevaarlijke operatie, de Duitsers kunnen nog steeds aanvallen doen en verdedigen zich met alles wat ze hebben. 'Bovendien hebben de Irene-mannen geen gevechtservaring. Ze hebben wel geoefend en zijn goed opgeleid maar dat is heel wat anders dan de vijand in de ogen kijken.'

Eigen vuur

Door die onervarenheid is er, zeker in de eerste dagen aan het front, af en toe grote verwarring. Met zware gevolgen. Zo komt Nico den Breejen uit Delft half augustus om door 'eigen vuur'. Er is per ongeluk een alarm afgegaan en de mannen beschieten elkaar.

Ondanks de verliezen -er komen meerdere mannen om- moet de Prinses Irene Brigade door. Ze worden ingezet bij de opmars naar de Nederlandse grens. In september 1944 komen ze bij het Belgische Bering voor het eerst in een groot gevecht met de Duitsers terecht. Een paar dagen later sneuvelt Gerard Steijgers uit Delft als hij meevecht om een belangrijke brug bij Leopoldburg te verdedigen.

Verwoestingen

Ook nu moeten de mannen door. De bedoeling is dat ze richting het Brabantse Grave gaan. In hun tocht daarnaartoe komen ze door bevrijd Eindhoven. 'Daar zien ze voor het eerst hoe zwaar er tijdens Operatie Market Garden gevochten is', vertelt Serge Blom van het NIMH.

Ze zien de verwoestingen in de stad - Serge Blom, NIMH

Na verschillende opdrachten in Brabant en Zeeland, en weer een aantal verliezen aan hun zijde, worden de mannen van de Prinses Irene Brigade in april 1945 ingezet voor een belangrijke -en later blijkt dodelijke- strijd bij het Gelderse Hedel.

Zware missie

In de nacht van 22 op 23 april steken ze vanuit Den Bosch de Maas over richting Hedel. Het Britse leger, waar de Prinses Irene Brigade nog altijd onder valt, wil de Bommelerwaard bevrijden. Het wordt een zware missie. 'Ze hadden niet verwacht dat de Duitsers zo fel van zich af zouden bijten. Ze waren wel verzwakt maar stuurden alle beschikbare troepen in de buurt richting Hedel.

Drie dagen lang vechten de Irene-mannen voor wat ze waard zijn. 'In de nacht van 25 op 26 april trekken de Nederlanders terug de Maas over naar Den Bosch. De Britten zijn al eerder vertrokken.' Twaalf Nederlanders komen om, vier van hen komen uit onze regio. Jan Grootendorst uit Boskoop, Reinier van de Beek, Frans Morel en Romke Smit uit Den Haag overleven de Slag bij Hedel niet.

Grootendorst, Van de Beek en Smit, drie mannen die omkomen bij Hedel | Foto: Richard van de Velde

Einde veldtocht

Het is het laatste wat de Irene-mannen doen; hun veldtocht is ten einde. 'Ze worden bewust uit het front gehaald. De verliezen zijn een zware slag voor de Prinses Irene Brigade.' De overgebleven mannen mogen eerst bijkomen. Op 6 mei 1945, als de bevrijding officieel een feit is, krijgen ze het bevel zich te verzamelen in Den Bosch en van daaruit naar Wageningen te trekken.

Daar krijgen ze een dag om hun uitrusting en materieel op orde te brengen en zich klaar te maken voor een tocht naar Den Haag. Wim van den Bosch uit Alphen aan den Rijn zal het niet meer meemaken, hij is in november '44 bij een motorongeluk in Brabant gestorven.

Alphen binnenrijden

De andere Alphense jongens zijn er wel bij. Ze vertrekken vanuit Wageningen en komen via Utrecht om 17.00 uur 'hun' Alphen binnenrijden. Een van hen, Aak van Dam, kan zijn geluk niet op.

Aak van Dam | Foto: Richard van de Velde

Al turende vanuit het mangat van mijn tank zocht ik naar bekende gezichten. Pas op het Kerkplein van de Adventkerk in de Julianastraat gaf ik mijn chauffeur opdracht te stoppen, waarna ik mijn familie met een hazenbezoekje dacht te gaan begroeten. Iedereen wilde met me praten en had natuurlijk ook wel trek in een heerlijke sigaret, die ik bij tientallen kon uitdelen. Na mijn familie te hebben bezocht, ging de tocht verder richting de kust.

Via Leiden komen ze uiteindelijk in Den Haag waar ze ook als helden worden begroet.