Veertig mannen werden op 12 maart 1945 doodgeschoten in Rotterdam. Dit was een wraakactie van de Duitse bezetter. Twintig van hen werden vermoord op het Hofplein in het centrum, twintig op de Goereesestraat in Carnisse.
Drie weken later, op 3 april 1945, volgde nog zo’n represailleactie: aan de Oostzeedijk in Kralingen werden twintig verzetsmensen doodgeschoten. Om de bevolking af te schrikken, beveelden de Duitsers om de slachtoffers 24 uur of langer op straat te laten liggen.
Deze moordpartijen waren het gevolg van een maatregel die de Duitsers in september 1944 invoerden: verzetsmensen mochten voortaan zonder vorm van proces doodgeschoten worden. Als de bezetter een actie van het verzet wilde vergelden, dan werden zogenoemde Todeskandidaten doodgeschoten. Het waren gevangenen die al ter dood veroordeeld waren of die de doodstraf zouden krijgen.
Aanslag
De fusillade van 12 maart 1945 in Rotterdam was een gevolg van twee gebeurtenissen in de stad. Op 5 maart werd op de Pleinweg een aanslag gepleegd op een lid van de Duitse Sicherheitspolizei und SD en een Nederlandse helper. Een andere SD’er kwam op 9 maart om op het Hofplein. Een jongeman uit het verzet schoot waarschijnlijk uit angst dat zijn wapen bij een controle ontdekt zou worden.
De wraak van de Duitsers is genadeloos. Op 12 maart werden ’s morgens vroeg dertig Todeskandidaten uit de gevangenis in Scheveningen gehaald. Ze werden naar een schoolgebouw in de Witte de Withstraat in Rotterdam gebracht. Daar kwamen er nog tien mannen bij, die gevangen zaten op politiebureau Haagsche Veer in Rotterdam. Even na acht uur in de ochtend werden twintig van hen naar het Hofplein gereden. Om half negen werden ze doodgeschoten. Hun lichamen bleven een dag liggen. Duitse soldaten brachten de andere twintig naar Rotterdam-Zuid. Op de hoek van de Goereesestraat en de Pleinweg klonken om tien uur de schoten waarmee ook deze twintig mannen werden gefusilleerd.
Toenmalig directeur van OorlogsVerzetsMuseum Rotterdam Johan van der Hoeven vertelde in februari 2014 op Radio Rijnmond: “Kort na het vertrek van de Duitse soldaten ging dokter Lamberts vanuit zijn praktijk aan de Pleinweg bij de mannen kijken.”
Lees ook: Hoe het Rotterdamse imperium van Tuschinski werd vernietigd op zijn verjaardag
Hij kon slechts constateren dat ze allemaal dood zijn
Dokter Lamberts was tien dagen na de bevrijding één van de initiatiefnemers van een collecte voor een gedenkteken. Op 29 juni 1945 werd een sober monument onthuld. Dit monumentje werd in 1958 vervangen door ‘Treurende Vrouw’ van de Rotterdamse kunstenaar Cor van Kralingen. Op Zuidplein Laag kwam ook in 1958 ‘De Vallende Ruiter’ te staan. Dit verzetsmonument was al een aantal keer verplaatst en moest in 1988 weer verhuizen. In dat jaar kwam De Vallende Ruiter op de huidige plek op de kop van de Mijnsheerenlaan bij de Pleinweg te staan.
Twintig man vermoord
Ook het doodschieten op 3 april 1945 van twintig mensen aan de Oostzeedijk bij de Hoflaan in Kralingen was een wraakactie van de Duitsers. Het verzet had een paar dagen daarvoor majoor der Ordepolitie J.C. Tetenburg vermoord. Dat gebeurde pal voor het politiebureau aan de Hoflaan. Deze Tetenburg was bij de Rotterdamse Ordepolitie gekomen vanuit de politie in Utrecht. Hij was de Duitsers gedienstig. Tetenburg verried een collega, Kees van den Broek. Dit was een oud-marinier die in het verzet zat. Van den Broek maakte deel uit van ‘Ploeg Jos’, een knokploeg. Hij werkte op politiebureau Hoflaan.
Van der Broek kwam als agent regelmatig op de weg tussen Rotterdam en Gouda. Op een dag vroeg een Duitse soldaat hem de weg naar Gouda. Van der Broek pakte het wapen van de soldaat af en hield hem onder schot, terwijl hij de soldaat maande door te lopen zonder om te kijken. De actie van Kees van der Broek werd door Tetenburg verraden. De Duitsers arresteerden Van den Broek op 28 februari 1945. Hij werd overgebracht naar het Oranjehotel, de gevangenis in Scheveningen. Hij was op 12 maart 1945 één van de slachtoffers van de fusillade aan de Goereesestraat in Rotterdam. Hij liet een vrouw en drie kinderen achter.
Het verzet besloot wraak te nemen op majoor Tetenburg. Hij leek geen prominente rol te spelen bij de Duitsers. De kans op represailles werd daarom klein geacht. Maar dat was een misrekening. Voor het politiebureau aan de Hoflaan werd Tetenburg op 31 maart 1945 door het verzet doodgeschoten. Daarna bleek dat Tetenburg wel degelijk iets in de melk te brokkelen had bij de Duitse bezetter én dat zijn vrouw Duits was. Zij drong bij de Duitse legerleiding aan op vergelding. En die kwam er. Op 3 april 1945 werden twintig verzetsmensen vanaf politiebureau Haagsche Veer naar de Oostzeedijk gebracht. Ter hoogte van de Hoflaan werden zij onderaan het talud doodgeschoten. Hun lichamen moesten de hele dag blijven liggen.
Tegen de (Nederlandse) leden van de vuurpelotons werd na de oorlog bij het Bijzonder Gerechtshof de doodstraf geëist. In veel gevallen veroordeelde het hof hen tot de doodstraf die later werd omgezet in levenslang.