De Britse bemanning van de Lancaster bommenwerpers vertrouwen het eind april 1945 niet zo. Ze moeten naar verschillende velden in Nederland gaan, daar laag met hun toestel overheen vliegen en hun lading lossen op een wit kruis op dat veld. De opdracht schrikt ze een beetje af, maar ze weten dat ze de mensen in het westen van Nederland enorm helpen. De Lancasters hebben namelijk geen bommen maar het broodnodige voedsel voor hongerend Holland.
Na de winter van '44/'45 is de situatie in onze regio schrijnend. Er is geen eten, geen brandstof. Er is al wel wat hulp van Zweden en het Internationale Rode Kruis gekomen, maar dat is een druppel op een gloeiende plaat. Er is veel meer voedsel nodig.
De Britten bereiken uiteindelijk een akkoord met de Duitsers, Operatie Manna begint. De Britten mogen op vaste tijden via vaste routes op vaste plekken hulpgoederen brengen. Zo zullen er spullen op de renbaan van Duindigt, in Gouda en op vliegvelden Ypenburg en Valkenburg gedropt worden.
De Duitse luchtafweersystemen zouden de Lancasters ongemoeid laten. En ook de soldaten zouden niet op de toestellen schieten. 'Om goed te kunnen 'lossen', moeten de Britten laag vliegen', legt Erwin van Loo van het Nederlands Instituut voor Militaire Historie uit. 'Zo laag, dat soldaten op de grond de toestellen kunnen beschieten.'
Pak meel op je hoofd
Toch knijpt de bemanning 'm wel een beetje. 'Ze vliegen met dezelfde bommenwerpers waarmee ze ook Duitse steden bombarderen. Maar de voedselvluchten gaan bijna allemaal zonder problemen.' In de lucht dan. Op de grond gaat het wel een paar keer mis, weet Van Loo. 'Er liepen af en toe mensen op de droppingsvelden en die hadden zo'n honger. Ze wilden zo snel mogelijk bij het voedsel komen. Maar als ze een pak meel op hun hoofd kregen, ja, dat overleef je niet. Het heeft een aantal mensenlevens gekost, die voedseldroppings.'
De mensen mogen eigenlijk niet op de velden lopen. De Duitsers hebben (Nederlandse) ophaalploegen geregeld die de spullen van het droppingsveld halen en verder verdelen. 'Dat is zo bedacht om te voorkomen dat het in de verkeerde handen terecht komt of dat Duitse soldaten er zelf mee aan de haal gaan. Want zij hadden inmiddels ook bar weinig.'
Thank you boys
Na de eerste paar droppings merken de Britten dat het goed gaat en ook de bevolking haalt opgelucht adem. Ze schrijven boodschappen aan de vliegers. Bemanningsleden zien op een Haags dak 'Thank you boys' staan. Op andere daken is een verzoek om tabak gezet.
Op deze beelden van het Nederlands Instituut voor Militaire Historie zie je hoe de voedseldroppings er aan toe gingen.
Meer van dit soort beelden zijn op de site van het NIMH, 75jaarvrij.nl, te zien.
Tranen over zijn wangen
Bij een aantal van de droppings in Den Haag is Harry Sinnema co-piloot. De geboren Hagenaar zit bij de Britse luchtmacht RAF. Erwin van Loo van het NIMH: 'Zijn zoon Bert vertelde later dat Operatie Manna hét mooiste was in het leven van Harry. Als hij erover sprak, rolden de tranen over zijn wangen. Dat hij over zijn geboortestad hulpgoederen mocht lossen en zo niet alleen zijn hongerige landgenoten kon helpen maar ook nog eens zijn vader en moeder, deed hem veel.'
Harry en de Britten, en later ook de Amerikanen (met B17 Flying Fortresses), droppen uiteindelijk meer dan 4 miljoen ton aan hulpgoederen op de velden bij de renbaan van Duindigt, in Gouda en op vliegvelden Ypenburg en Valkenburg. Ze vliegen van 26 april tot een paar dagen na de capitulatie en voorkomen zo dat duizenden mensen omkomen van de honger en de bevrijding mee kunnen maken.