“Alle mannen in den leeftijd van 17 tot en met 40 jaar moeten onmiddellijk na ontvangst van dit bevel op straat gaan staan”. Dat is de mededeling die Rotterdammers op 10 en 11 november 1944 kregen.

Het waren de dagen van wat later de Razzia van Rotterdam is gaan heten. Het was de grootste razzia van de Duitsers in de Tweede Wereldoorlog. In twee dagen tijd zijn meer dan vijftigduizend Rotterdamse mannen weggevoerd.

De Duitse bezetter wilde alle weerbare mannen uit Rotterdam weg hebben. “Het is een misverstand dat het om arbeidsinzet ging”, zei Johan van der Hoeven van Museum Rotterdam ’40-’45 NU eerder tegen RTV Rijnmond. Onder het mom van tewerkstelling werden de mannen die verzet kunnen plegen, weggehaald uit Rotterdam.

Geallieerden rukken op

In de loop van 1944 rukten de geallieerden steeds meer op. Eind augustus was Parijs bevrijd. Daarbij braken zware gevechten uit tussen het Parijse verzet en het Duitse leger. Zo’n situatie wilden de nazi’s voorkomen in Rotterdam. De weerbare mannen moesten daarom de stad uit.

Op het bevel stond dat de mannen zich moeten melden voor de arbeidsinzet. “Ze werden wel tewerkgesteld, maar dat was niet het oorspronkelijke doel. Dat was echt het afvoeren van de weerbare mannen. Alle weerbare mannen die zich tegen de Duitsers zouden kunnen keren,  wilden de Duitsers uit Rotterdam weg hebben, ” aldus Van der Hoeven.

De stad ging die 10 en 11 november 1944 op slot. Achtduizend Duitse militairen waren op straat. Bruggen en wegen werden afgesloten. Op het bevel staat dat 'op hen die pogen te ontvluchten of weerstand bieden, zal worden geschoten'. Verder mag niemand op straat zijn: 'alle andere bewoners, ook vrouwen en kinderen, moeten in de huizen blijven totdat de actie ten einde is'.

In een vitrine in het Museum Rotterdam '40-'45 NU ligt het bevel naast twee foto’s. Op de ene foto staat Antje Swart-Petrejus. Op de andere haar twee dochters Renske en Johanna. Ze woonden in november 1944 in de Carnisselaan op Rotterdam-Zuid. De kinderen waren toen acht en vijf jaar oud.

Ongedoken

Vader Swart zit in de buurt ondergedoken.  De zussen hebben de foto’s aan het museum geschonken. In de begeleidende brief beschrijven ze wat er op 10 november is gebeurd. Moeder zag dat er mannen op de hoek van de straat werden verzameld. Ze was bang dat haar man toch is opgepakt. Ze schuift het raam open en leunt naar buiten.

In de brief schrijft Johanna Swart: ‘Ineens horen Renske en ik een harde klap en ligt onze mamma achterover op de grond Er is een klein gaatje in haar voorhoofd waar bloed uitkomt.’ Johan van der Hoeven: “Ze is doodgeschoten door een Duitse soldaat. Je kan je voorstellen dat de kinderen voor het leven getekend zijn. Ik vind het één van de vreselijkste verhalen hier in het museum.”

Lees ook: Getuigenverhalen van de razzia en de periode erna

Die twee dagen in november 1944 werden er 52.000 mannen weggevoerd uit de stad. Met treinen en schepen werden ze naar Duitsland vervoerd. Daar werden ze in kampen onder gebracht. Vierhonderd van hen kwamen niet terug. 

Onder de video lees je delen uit het dagboek van één van de slachtoffers van de razzia

In de collectie van Museum Rotterdam ’40-’45NU is ook het dagboek van één van de razzia-slachtoffers opgenomen: T.J. van der Velden. Hij werd na tewerkgesteld in het Duitse Brackwede. Van der Velden begon zijn dagboek op 11 november, de tweede dag van de razzia. Hij schrijft: "Aan mijn vrouw en kind, Zaterdag 11 november, in colonne naar het nieuwe belasting-kantoor aan de Rochussenstraat. Vervolgens naar een loods aan de IJsselhaven waar wij warm eten kregen en toen op weg, langs de Schie, naar Delft waar we ‘s avonds aankwamen en zeker 1 ½ uur op straat hebben gestaan. Licht gerommel te horen, waarschijnlijk van een V1 in de buurt afgeschoten is". 

Een volle week staan

Hoe het Van der Velden verder vergaat vanaf het moment dat hij zijn vrouw en zoon heeft moeten achterlaten, is te lezen in het dagboek: "Met de trein van Delft naar Haarlem. Daar kregen wij van de burgers soep, warme koffie en dik belegd brood en gelukkig ook sigaretten. Met 60-70 mannen in een wagon, nou ja zitten…. we moesten een volle week staan en tegen elkaar hangen. Onze behoefte konden we, tijdens een stop, langs de rails doen.

Uiteindelijk komen wij in het dorp Brackwede, dicht bij de stad Bielefeld. Ik ben ingedeeld bij een ploeg Italianen en een paar Russen en wij moeten kapotte rails weghalen, nieuwe leggen en bomtrechters dicht maken. Het eten bestaat uit knollensoep met stukjes vlees of aardappel erin en een soort bietenloof. ’s-Avonds brood met boter dus klagen over het eten is niet nodig. 

Van der Velden hield tijdens zijn verblijf in Duitsland het dagboek bij. Delen van zijn verslag zijn eerder bij  RTV Rijnmond gepubliceerd: 
Zaterdag 25 november: het laatste nieuws! Rotterdam is bevrijd, straatgevechten in Amsterdam, Keulen gevallen en Metz bezet. Men verwacht dat het front gauw in elkaar zal vallen. God geve dat het waar is… Wat in ieder geval wel waar is, is dat de stad Bielefeld in puin ligt. Puin zo ver mijn oog kan reiken.

Rauwe knolraap

Maandag 4 december: het eten wordt slechter, dunne soep en rauwe knolraap gegeten. Tarwekorrels opgevist uit de bagger, misschien nog iets van te maken. 
Zondag 31 december: deze dag en avond kost menig traantje. 
Vrijdag 19 januari: nog steeds geen post van mijn vrouw. Telkens weer denk ik maar weer: geen tijding, goede tijding. Ik heb nu twee mouwen van een jasje afgeknipt en draag die aan mijn voeten als sokken.

Angst

Dinsdag 6 februari: van negen tot vier uur, honderden vliegtuigen trekken over. De hele nacht door alarm geweest. Het gebrom van de vliegtuigen is om bang van te worden.
Zaterdag 24 februari: Alarm en de bergen ingevlucht. Een bom is op onze barak terecht gekomen. Ik ben nu zwerver geworden; in de ene barak (vol met wandluizen en vlooien) kan ik eten en in een andere slapen. En al die dagen geen slokje warm drinken, het is allemaal reuze armoedig. Hoelang nog?

Bevrijd

Woensdag 4 april: Hoera! Brackwede is bevrijd door de Amerikaanse pantsertroepen. Met negen man en een handwagen gaan wij richting Nederland.
Zaterdag 14 april: eindelijk de grens! De douane vertelt ons wat wel en niet mee mag en mijn koffer met nog vijf kistjes sigaren en een flinke zak tabak, mag de grens niet over. Als het mijn beurt is om het kantoortje binnen te gaan laat ik mijn koffer in de rij staan en ga alleen met mijn rugzakje naar binnen. Daar wordt mijn naam en adres genoteerd en moet ik mijn welverdiende marken inleveren. Ik krijg er geen cent voor terug! Eenmaal weer buiten pak ik mijn koffer en klim op de vrachtwagen. Eindelijk de grens over, hè, hè, we zijn weer op Hollandse bodem en het vervloekte Duitsland uit. Ik hoop het nooit meer terug te zien of er terug te keren.

Nog altijd onzekerheid

Vrijdag 4 mei: de strijd hier in Nederland is inderdaad gestaakt. Ik vraag mij af hoe het met mijn vrouw en zoon gaat. Zijn ze door de honger heen gekomen?  
Vrijdag 18 mei: eindelijk op pad. Via Ruurlo en Lochem naar Apeldoorn, in de Willem III kazerne is onderdak. 
Maandag 4 juni: eindelijk een bericht van thuis: het gaat goed met mijn vrouw en zoon. Maar er is ook slecht nieuws: de inboedel is gestolen. Met een boot over het IJsselmeer naar Amsterdam en via het IJ, Utrecht, Schoonhoven naar Rotterdam, waar ik de volgende dag om half zeven ’s avonds voet aan wal kan zetten." 

Thuis 
Van der Velden liep het laatste stukje naar huis. Na bijna zeven maanden afwezigheid was hij weer thuis. Op de laatste bladzijde van het dagboek schrijft hij:
Mijn vrouw was natuurlijk, zoals altijd, niet thuis hè! Na uren op de trap te hebben doorgebracht kwam ze eindelijk, samen met mijn zoon, naar boven. Ik dank God en Onze Vader dat Hij mij weer behouden thuis heeft laten komen en dat ik mijn vrouw en zoon in goede gezondheid en welstand heb mogen begroeten.

Lees ook Drie jonge zusjes zonder ouders tijdens de hongerwinter in Rotterdam